{{product.Title}}
- {{product.Brand}}
- {{product.ArticleNumber}}
- {{product.GTIN}}
{{product.Title}}
Niet meer leverbaar
{{product.Title}}
Niet meer leverbaar
Laad meer
Brine/water warmtepomp
Lucht/water warmtepomp
Input type niet ondersteund: {{question.inputTypeName}}
{{(controller.data.values.type == "lucht" ? 'Lucht/water warmtepomp' : 'Brine/water warmtepomp')}}
{{controller.data.notification.title}}
{{controller.data.notification.description}}
Warmtepomp rekentool
Bestuurder Jan van der Meer (57) zit al meer dan 30 jaar tot over de oren in de duurzame energie. We ontvingen de gedeputeerde van de provincie Gelderland bij Nathan in Zevenaar. Een gesprek over stroperige processen, uitdagingen en bottlenecks in duurzaam Nederland. We moeten alle smaken en routes in de energietransitie koesteren, is zijn stokpaardje. Maar dat moet niet ten koste gaan van de daadkracht.
De provinciebestuurder is gepokt en gemazeld in verduurzamingsvraagstukken. “Ik weet af en toe meer dan mijn ambtenaren. En dat is niet altijd een voordeel”, verzucht hij. De wereld verandert snel. De vorige keer dat we hem voor Enervision ontvingen, zat Nathan nog bescheiden behuisd in Duiven. Nu in het nieuwbouwpand in Zevenaar kijkt ook Van der Meer zijn ogen uit: “De energietransitie is echt áán.”
Bron: Jan van der Meer. © Foto Van de Meulenhof
De energietransitie staat natuurlijk al jarenlang op zijn agenda, maar de vaart van vandaag de dag levert weer nieuwe uitdagingen op. De beperkte capaciteit van installerende bedrijven, de beperkte beschikbaarheid van materialen zijn in combinatie met de torenhoge gasprijzen en de flexibele energiecontracten met hoge risicomarges een cocktail die tot verkeerde keuzes kan leiden. Gemeenten worden geacht om plannen te maken, maar ontberen de kennis. “Nu wil iedereen op stel en sprong en kan het niet snel genoeg.” En dat levert weer netwerkproblemen op, want de kabels zijn niet dik genoeg. Om maar te zwijgen over de discussie tussen publiek en privaat over het aanleggen van warmtenetten. Never a dull moment in het leven van de energiespecialist, die na warmteregisseur, wethouder met portefeuille duurzaamheid tegenwoordig gedeputeerde is in de provincie Gelderland: een andere plek waar hij aan de knoppen mag draaien van de energietransitie.
Juist nu het nodig is, ontbeert Nederland duidelijke stippen op de horizon. En dus is het land een lapjeskat van routes, technieken en proeftuinen van duurzame energie. Je zou bijna kunnen zeggen dat Nederland net zoveel energie-adviseurs als bondscoaches heeft. En dat zit de voormalige warmteregisseur niet lekker; juist nu de schop in de grond moet, in plaats van dat er vergaderd wordt. Moeten we dan gaan dwingen? “De cultuur in Nederland is dat alles wat wordt opgedrongen, resulteert in ‘hakken in het zand’.” Het antwoord is dus wel polderen en samenwerken, maar wel zo concreet en praktisch mogelijk. De hybride warmtepomp is volgens Van der Meer een mooi voorbeeld van een techniek die aanvankelijk tot weerstand leidde, maar inmiddels een breed geaccepteerde no-brainer is, waarmee serieus meters kunnen worden gemaakt. “Je kunt vooraf en achteraf isoleren en levert direct een grote besparing.”
Jan van der Meer is fan van warmtenetten. Het warmtenet De Waalsprong in Nijmegen op de afvalcentrale in Weurt is nog steeds de grote trots op zijn cv, en ook die route was een gevecht van 8 jaar. “Het nadeel van het huidige tempo waarmee iedereen wil verduurzamen is dat je snel grijpt naar individuele of ad-hoc oplossingen. Dit verzwakt de businesscase van warmtenetten, maar zorgt vooral voor netwerkproblemen. Ik geloof echt dat gemeenten, provincies maar ook corporaties moeten denken in collectiviteit: daar ligt een hele grote opdracht. Dus: hele wijken van het aardgas halen door slimme warmtenetten met verschillende bronnen. Dat kan restwarmte zijn, maar ook een collectieve bron in de bodem of op basis van lucht. Laat duizend bloemen bloeien.”
De discussie tussen privaat en publiek met betrekking tot de warmtenetten heeft in de ogen van Van der Meer een verlammend effect op de warmtetransitie. “De grote geïntegreerde private warmtebedrijven en de publieke netwerkbedrijven vechten elkaar soms de tent uit. Het rijk denkt te moeten kiezen uit beide smaken, waardoor nu een warmtewet in de maak is met een strak keurslijf hoe gemeenten straks moeten komen tot een warmtenet en warmteleverancier. Dat terwijl ik denk dat we de realisatiekracht van zowel publieke netbeheerders als private bedrijven nodig zullen hebben. De markt is groot genoeg. Laat het nu aan gemeenten over of ze in zee willen met een geïntegreerd warmtebedrijf dan wel met een publiek warmte-infrabedrijf waarbij de infrastructuur is losgekoppeld van de warmtelevering zoals bij gas en elektra het geval is. Dus ook hier: laat duizend bloemen bloeien.”
Het warmtenet kent veel soorten en maten. Zijn huidige provincie Gelderland heeft inmiddels mooie voorbeelden van renovatieprojecten waarmee honderden woningen op wijkniveau de gaskraan dicht hebben kunnen draaien. Het lokale warmtenet in Didam is operationeel, in Harderwijk en Lingewaard komen eraan. Van der Meer kan enige trots niet onderdrukken. De wijkwarmtepomp, wat de bron dan ook is, heeft volgens hem ook de toekomst. Gerund door publieke lokale warmte infrabedrijven, en waarbij de inkoop en verkoop van de warmte wordt gedaan door een commerciële warmteleverancier. “Een collectieve wijkwarmtepomp heeft minder vermogen nodig, produceert minder geluid, heeft minder piek dan individuele warmtepompen bij elkaar en is financieel aantrekkelijker voor iedereen.” Verder kunnen verduurzamers effectieve meters maken: door de beperkte impact op de grote infrastructuur en de snelheid waarmee draagkracht kan worden verworven.
De provincie verwacht dat een derde deel van de woningvoorraad in Gelderse gemeenten geschikt is om te verduurzamen door middel van warmtenetten. Dat komt neer op zo’n 340.000 woningen. In nieuwbouw is door de elektrische warmtepomp en warmtenetmarkt gedekt: de bestaande bouw is een lastpak.
Het brengt ons bij de nieuwe trots van Jan van der Meer: Gelderland staat aan de vooravond van de oprichting van het Gelders Warmte Infrabedrijf (GWIB), althans wanneer Provinciale Staten hiervoor groen licht geeft Dit bedrijf is straks voor 49,5% in handen van het Innovatie en Energiefonds Gelderland van ontwikkelmaatschappij OostNL en voor 49,5% in handen van netbeheerder Alliander. De provincie participeert dan voor 1% om de publieke stem te borgen. Eigenlijk is het een duurzame 2.0 variant van de provinciale netwerkbedrijven uit de vorige eeuw. “Het belangrijkste is dat we kennis en ervaringen gaan bundelen om gemeenten te faciliteren, en financiering eerder en beter van de grond te krijgen. Uit het haalbaarheidsonderzoek blijkt dat we de kosten per woning met €1100 tot €2000 naar beneden kunnen krijgen. Door die ervaring wordt het ook mogelijk om, in combinatie met subsidie, heel snel de onrendabele top eraf te krijgen.”
Het warmtebedrijf zal vooral actief zijn in de ontwikkelfase van de warmtenetten. De werkelijke in- en verkoop van warmte ligt bij andere partijen; dat kunnen commerciële warmtebedrijven –waaronder de grote jongens- zijn, maar ook energiecoöperaties van bewoners. Ook hier wil Van der Meer af van het keurslijf: laat duizend bloemen bloeien. Gemeenten mogen zelf kiezen of ze met het provinciale bedrijf in zee willen, óf toch met een grote commerciële energieleverancier. Of een combinatie. Uiteindelijk gaat een lokaal warmte-infrabedrijf tekenen voor de uitvoering en exploitatie van het warmtenet; en hierin kan een gemeente dan weer participeren.”
Het GWIB moet begin volgend jaar van start gaan. Op dit moment bevindt het bedrijf zich in de zogeheten kwartiermakersfase, waarin ook al projecten geselecteerd worden. “Ik hoop vooral dat we kennis gaan bundelen en ervaring in gaan zetten. Anders zijn het enkel de adviesbureaus die vruchten plukken van de energietransitie. Uiteindelijk moet elk warmtenet kwalitatief duurzaam zijn, energie besparen voor bewoners en planeet en een gezond exploitatiemodel hebben.” Van der Meer hoopt dan dat andere provincies gaan profiteren van het leergeld, dat ook hier betaald wordt.
Hoe staat de gedeputeerde in de verduurzaming van de industrie? Gelderland heeft met steenfabrieken, papierindustrie en voedselverwerkende bedrijven vooral industrie uit het zogeheten 6e cluster: de afdeling ná grootverbruikers als de Rotterdamse haven, Tata Steel etc. “Ook hier moeten we ons niet blindstaren op één route. Elektrificeren, vergroenen van gas en waterstof zijn voor mij hierin de paden. De steen en papierindustrie kan wat mij betreft aanhaken op de waterstof backbone die we vanuit de Noordzee via Rotterdam naar het oosten leggen, en die van noord naar zuid gaat lopen. Verder kijk ik met grote belangstelling naar projecten als die van 27 boerenbedrijven in de omgeving van Lochem die met een gasleiding Friesland Campina van biogas willen voorzien. Daar gaan we veel van leren.”
De netinfrastructuur blijft, naast installerende capaciteit, een grote bottleneck. Zogeheten netcongestie; overbelasting van het net ligt op de loer. En dat betekent dat veel bedrijven nu al kunnen fluiten naar een (extra) stroomaansluiting. De groei van het elektrificeren van het land, onder meer door warmtepompen, zorgen voor een rem op verduurzaming: de kabel is overal niet dik genoeg. Dat er verzwaard moet worden is helder, en daar werken de netbeheerders hard aan. “Ik vind dat we als provincie een voorname rol moeten spelen in prioritering en programmering. En in dat afwegingskader vind ik dat een ziekenhuis altijd boven een datacentrum gaat, om maar even twee extremen te pakken.” Van der Meer kijkt met veel belangstelling naar zogeheten smart energy hubs, waarbij bijvoorbeeld een bedrijventerrein energietechnisch de eigen broek op houdt. “Schiereilanden van het elektriciteitsnet, die slechts voor een backup aangesloten zijn op het conventionele net.”
Zou hij zelf de stap naar Den Haag willen maken? Van der Meer schudt al halverwege de vraag van nee. “Op zich ben ik blij met de keuzes die het kabinet nu maakt. Er gebeuren goede dingen. Het zou fijn zijn wanneer de overheid dwingende piketpaaltjes zet, zoals het verbod op gasketels in de nieuwbouw. Daar kun je het mee eens zijn of niet, maar het schept duidelijkheid en geeft je een punt waar je naar toe kunt werken. Als ik in de schoenen van minister Rob Jetten zou staan, zou ik belemmering in de wetgeving op gaan ruimen, zodat zowel publieke als private partijen ruimte krijgen om gas te geven om klimaatdoelstellingen te halen met duidelijke duurzame doelstellingen waarvan je achteraf geen spijt krijgt. We hebben er in Nederland een handje van om te verzanden in stroperige regels en kaders.” Geen ellenlange discussies dus over routes en regeltjes, maar duidelijke kaders, harde doelstellingen, en publiek-private samenwerkingsvormen zoals de Gelderse warmtenet-ambities.
We moeten niet op elke slak zout leggen. Er gebeuren leuke dingen op dit moment, sluit Van der Meer af. De beperkingen van de infrastructuur en de grote capaciteitsproblemen bij installatiebedrijven zijn in zijn ogen de grote bottlenecks van dit moment. “Wat mij betreft mag de overheid scherpe economische keuzes maken voor de groei. Waarom zouden we de groei van de tuinbouw faciliteren terwijl we de mensen uit Oost-Europa moeten halen? Hetzelfde geldt voor de op de export gerichte landbouw of de distributiecentra. Onze arbeidsmarkt moeten we inzetten waar we het hardst nodig hebben: in de zorg, de bouw en installatiesector. Daarvoor moeten we het onderwijsveld aantrekkelijk maken. De technieksector wordt zo veel aantrekkelijker wanneer je niet ‘werktuigbouwkunde’ studeert, maar de opleiding een uitstraling geeft rondom klimaat en energie. Feitelijk maken we met techniek een duurzame samenleving; als student kun je daar aan meewerken. Dat klinkt toch een stuk aantrekkelijker?”
Jan van der Meer (57) is op dit moment provinciebestuurder in Gelderland. Voor hij gedeputeerde werd was hij op vele fronten actief met duurzaamheid. Van 2006-2014 was hij voor GroenLinks wethouder in Nijmegen, waar hij aan de wieg stond van het lokale warmtenet en andere verduurzamingsprojecten in de Waalstad. Hierna werd hij adviseur bij bureau Over Morgen, waar hij overheden adviseerde over ruimtelijke vernieuwing en duurzaamheid en was hij warmteregisseur voor de metropoolregio Amsterdam en de regio Arnhem-Nijmegen. In 2018 was hij korte tijd wethouder in Eindhoven, om in 2019 geïnstalleerd te worden als gedeputeerde in de Provincie Gelderland, uiteraard ook met de verduurzaming van de gebouwde omgeving in portefeuille.